Spaanse speelkaarten, de basis voor Tarot

Spaanse speelkaarten bestaan uit 48 stuks, verdeeld over vier symbolen, munten, bekers, zwaarden en knuppels (of staven), elk genummerd van 1 tot 12. Het komt ook vaak voor dat de 8 en 9 niet voorkomen. In dat geval is dus er sprake van slechts 40 kaarten. De  speelkaarten, die overeenkomen met de nummers 10, 11 en 12, en worden respectievelijk 'sota' (boer), 'caballo' (paard) en 'rey' (koning) genoemd, die in tegenstelling tot de Franse speelkaarten met het hele lichaam worden vertegenwoordigd. De 1 wordt 'as' genoemd, wat komt van de Latijnse naam 'as', wat 'één' betekent. Soms komen er ook twee 'wildcards', 'comodines', in voor.

Deze kaarten zijn de basis van de kaarten van de tarot, waar behalve de 48 Spaanse speelkaarten nog 10 van elk symbool worden toegevoegd ('Kleine Arcana' genoemd) plus nog enkele speciale kaarten (de zg. 'Grote Arcana'). Deze worden gebruikt dan voor waarzeggerij.

Oorsprong
De oorsprong van de Spaanse speelkaarten is Arabisch. In het begin bestonden er geen 'wildcards' en waren er 14 kaarten voor elk symbool: 10 nummers en 4 figuren, inclusief de koningin ('reina'). Omdat ook de figuren genummerd waren en de koningin nummer 13 had werd deze door bijgeloof geëlimineerd, evenals de 10. Zo bleven er (36 + 12 =) 48 kaarten over.

Het ontwerp, dat tegenwoordig het meest voorkomt is dat van Fournier (1877). De naamgever is echter niet degene, die het ontwierp maar die er de opdracht toe gaf. Er bestaan verschillende patronen, dat van Cádiz, van Castilië en de Catalaanse, al zijn er ook Italiaanse. Ondanks de verschillen tussen deze patronen, respecteren ze allen het oorspronkelijk Arabische ontwerp.

In vroegere tijden hadden alle symbolen een bepaalde betekenis. Zo stond het goud voor de bourgeoisie, de rijken, de kelken voor de geestelijkheid, de zwaarden voor het leger en de knuppels (of staven) voor het gewone, ruwe werkvolk.