Atlético de Madrid, specialist in verliezen in extremis

De Spaanse voetbalclub Atlético de Madrid heeft in haar lange historie twee Europese finales op het allerhoogste niveau gespeeld, in 1974 die van de Europa Cup I en in 2014 die van de UEFA Champions League. Beiden gingen op dezelfde wijze verloren: de tegenstander wist in extremis een 1-0 achterstand ongedaan te maken. In de verlenging(swedstrijd), die erop volgde, ging het moegestreden Atlético alsnog hardhandig onderuit.

Europa Cup finale 1974
Op 15 mei zou Atlético in het Brusselse Heysel stadion in een Europa Cup I-finale debuteren. Bayern München van Franz Beckenbauer en Gerd Müller was de tegenstander. Na een 0-0 eindstand in de reguliere speeltijd was het Luis Aragonés, die in de negende minuut van de tweede verlenging uit een vrije trap de 1-0 op het scorebord bracht. Even leek het erop dat de Cup met de grote oren richting Madrid zou gaan -en zeker niet onverdiend. Maar zoals we allemaal weten: tegen Duitsers moet je tot het allerlaatste moment goed blijven opletten. En dat deed Atlético kennelijk niet genoeg, want in de allerlaatste seconde zou Hans-Georg Schwarzenbeck met een wanhopig afstandsschot toch nog de Spaanse keeper verrassen.

Penalties werden toen nog niet genomen. Bepaald was dat er in zo'n geval twee dagen later een verlengingswedstrijd moest komen. Daarin ging werkelijk alles fout ging wat fout kon gaan. 'Der Bomber' Müller en Uli Hoeness, ieder met twee doelpunten, tekenden voor een royale 4-0, waarmee Bayern haar allereerste Europa Cup I omhoog zou houden ten koste van haar Spaanse tegenstander.

UEFA Champions League finale 2014
Veertig jaar lang moest Atlético de Madrid wachten om voor de tweede keer in de allerhoogste Europese eindstrijd te mogen staan -precies in het jaar van het overlijden van de doelpuntenmaker in de vorige finale, Luis Aragonés. Inmiddels was het toernooi de naam 'UEFA Champions League' gaan dragen. De tegenstander was nu Real Madrid, de stadgenoot -en grote rivaal- van Atlético -een derby dus op het hoogste Europees niveau, wat op zich al een unicum is. Opnieuw zou het Atlético zijn, dat -nu in de eerste helft van de reguliere speeltijd- via een kopbal van Diego Godín op 1-0 zou komen (foto). Real Madrid zocht driftig naar de gelijkmaker, maar hoe langer die uitbleef hoe meer het team aan zichzelf ging twijfelen. Atlético leek de Cup eindelijk dan in haar zak te hebben. Totdat de derde minuut van de blessuretijd aanbrak. Uit het niets was het verdediger Sergio Ramos, die de gelijkmaker binnenkopte. Weer verlenging! En weer zou het fout gaan.

Real Madrid geloofde natuurlijk weer in succes was. Met een moordend ritme werd tegen het moegestreden Atlético ten strijde getrokken. De 'colchoneros', zoals de spelers van de roodwitte club genoemd worden, wisten maar tenauwernood stand te houden. In de 110de minuut zou echter het noodlot toeslaan. Keeper Courbois wist in een hectisch moment voor het doel van Atlético met enkele reddingen nog een doelpunt te voorkomen, maar toen was het Gareth Bale, die alsnog vallend de voor Real bevrijdende 2-1 binnenkopte.

Atlético zakte daarna als een plumpudding in en voor een euforisch Real zou het een peuleschil zijn om het karwei af te maken: Marcelo en Cristiano Ronaldo -de laatste door een penalty- brachten uiteindelijk nog de geflatteerde eindstand van 4-1 op het bord.

'Pupas'
We zouden het twee incidenten kunnen noemen. Maar de historie van 'Atleti' zit vol van zulke momenten, sommige meer en andere minder belangrijk. Ondanks dat 'Atleti' een redelijke erelijst kan overleggen en wordt beschouwd als een grote van het Spaanse voetbal wordt de club algemeen gezien als een 'pupas' (zoals in het Spaans iemand wordt genoemd, die steeds allerlei ongelukjes heeft) en haar supporter als een soort masochist. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de vele keren dat de omstandigheden tegen waren en er geen navenante resultaten waren ondanks dat er wel goed gevoetbald werd of dat het op het allerlaatste moment tegen zat: net geen kampioenschap, net niet kunnen plaatsen voor Europees voetbal, op het laatst van de competitie nog vechten tegen degradatie, met als dieptepunt de werkelijke degradatie op de laatste wedstrijddag in het jaar 2000.

Achterban
Er bestaat geen club in Spanje met een achterban zoals Atlético die bezit: trouw en geduldig, ook wanneer het slecht gaat. Misschien komt dat omdat het de nederigheid bezit van een echte volksclub -dit in tegenstelling tot de 'grote broer' Real Madrid, waarvan de supporters -juist meer behorend tot de midden- en hogere klassen- door de resultaten verwend zijn en geneigd zijn hun club de rug toe te keren wanneer het eens fout gaat.

En wie zou zich een club -behalve Atlético de Madrid dan- kunnen indenken die het voor elkaar krijgt om de Wereldbeker in haar vitrines te hebben staan zonder ooit de Europa Cup I of de UEFA Champions League (of America Cup) te hebben gewonnen?

Een korte clubgeschiedenis
Atlético de Madrid werd in 1903 opgericht door drie Baskische studenten als een dochterclub van het Baskische Athletic de Bilbao. Het shirt dat de spelers van de club destijds droegen was dan ook gelijk aan dat van Athletic de Bilbao: half blauw en half wit. In 1911 zou dat shirt bij beide clubs veranderen in rood-witte verticale banen. Ook na haar onafhankelijkheid in 1920 zou Atlético die kleuren blijven dragen (evenals Athletic de Bilbao). Na de Spaanse Burgeroorlog werd de club samengevoegd met Aviación Nacional uit Zaragoza, de voetbalclub van de Spaanse luchtmacht. Onder de naam Athletic Aviación de Madrid kreeg de club een uitnodiging voor deelname aan de Primera División. Datzelfde seizoen en het seizoen daarop werd meteen de landstitel gewonnen, waarna in 1942 de naam van de club veranderde in het meer Spaans klinkende Atlético Aviación de Madrid. Vijf jaar later zou de club de huidige naam krijgen, Club Atletico de Madrid.

Helenio Herrera. Ondertussen had de club zo haar succesjes. Bijvoorbeeld in 1950 en 1951 onder de uitvinder van het 'catenaccio' Helenio Herrera, alias 'El Mago', toen twee landstitels werden veroverd. Omdat Real Madrid het seizoen daarvoor zowel de titel als de Europa Cup I had gewonnen zou Atlético in 1958 voor het eerst in haar bestaan dan ook Europees voetbal spelen. Maar bij gebrek aan een goede lichtinstallatie in eigen stadion moest voor de thuiswedstrijden naar het Bernabéu stadion worden uitgeweken. Totdat in de halve finale de eigenaar van dat stadion, Real Madrid, de tegenstander zou zijn. Nadat de uitwedstrijd nog met 2-1 verloren gegaan moest in het eigen stadion worden aangetreden, waar de achterstand werd goedgemaakt: 1-0. Omdat uitgemaakte doelpunten toen nog niet dubbel telden diende er een play-off afgewerkt worden. Daarin moest Atlético alsnog het onderspit delven: 2-1.

Het stadion van Atlético lag in die tijd in de volkswijk Vallecas, maar in de jaren 60 zou daar verandering in komen, In 1958 werd een terrein gekocht aan de andere kant van de rivier de Manzanares, die het zuiden van Madrid doorkruist. In 1966 werd daar een nieuw stadion geopend onder de naam 'Estadio Manzanares'. Vijf jaar later zou het omgedoopt worden tot 'Estadio Vicente Calderón', ter ere van de toenmalige voorzitter van de club.

Vicente Calderón. De periode dat deze in de club met de scepter zwaaide wordt algemeen beschouwd als de meest succesvolle van de club. Vijfmaal werd de Spaanse beker gewonnen (1961, 1961, 1965, 1972 en 1976) en vier maal het landskampioenschap (1966, 1970, 1973 en 1977). Europees succes was er in 1962 met winst in de Europa Cup II finale tegen Fiorentina (1-1 en 3-0), waarna dus in 1974 de verloren Europa Cup I finales tegen Bayern München zou volgen. In datzelfde jaar zou Bayern overigens voor de eer bedanken om de finale van de Wereldbeker te spelen. Omdat Atlético daar wel voor te porren was werd die tegen het Argentijnse Independiente ook nog gewonnen -een unicum.

Onder trainer Radomir Antic beleefde Atlético -met nagenoeg hetzelfde team als dat het jaar daarvoor bijna nog degradeerde- in 1996 een hoogtepunt met de eerste dubbel in haar bestaan (landskampioenschap èn beker). Niet lang daarna was het -na er al enige tijd mee geflirt te hebben- echter weer tijd voor het absolute dieptepunt in 2000 in de vorm van een definitieve degradatie uit de Primera División. Een jaar later zou Atlético echter alweer in alle glorie terugkeren naar het hoogste landelijke niveau dankzij het kampioenschap van de Segunda División.

In 2010 en 2012 won Atlético -ondanks nogal matige optredens in de landelijke competitie- tot twee keer toe de Europa League. Pikant is dat de laatste werd gewonnen van de vroegere moederclub, Athletic de Bilbao, met 3-0. En eind 2014 werd dan eindelijk, onder trainer Diego Simeone, na achttien jaar opnieuw de landstitel binnengesleept -en op agonische wijze, zoals het de club betaamt. In de slotwedstrijd van het seizoen had Atlético tegen FC Barcelona aan één punt genoeg. Het werd 1-1 nadat Diego Godin met een kopbal de eerdere 1-0 van Alexis ongedaan had weten te maken.

De prijzenkast
- Kampioenschap van Madrid: 1921, 1925, 1928, 1940
Landskampioenschap van Spanje: 1940, 1941, 1950, 1951, 1966, 1970, 1973, 1977, 1996, 2014, 2021
Segunda División A: 2002
Beker van Spanje: 1960, 1961, 1965, 1972, 1976, 1985, 1991, 1992, 1996, 2013
Supercup van Spanje: 1985, 2014
UEFA Intertoto Cup: 2007
Europacup II: 1962
UEFA Europa League: 2010, 2012, 2018
UEFA Super Cup: 2010, 2012, 2018
Wereldbeker: 1974