De onafhankelijkheidszin van de Basken


Een gangbare theorie over het Baskische volk is dat het oorspronkelijke bewoners waren van het hele zuid-westen van Europa, voordat de Kelten vanuit Centraal Europa kwamen. Er werd zelfs wel eens beweerd dat ze direct afstammen van de Cro-Magnon mens, dit vanwege bepaalde fysieke kenmerken -iets wat overigens nooit bewezen is. Dat Basken anders zijn bewijst wel dat ze in veel gevallen de zeer zeldzame negatieve Rhesus factor in hun bloedgroep hebben en vooral hun taal, het Baskisch, die niet onder te brengen is bij de Indo-Europese talen, zoals de meerderheid van wat in Europa gesproken wordt.

Geschiedenis
De Baskische geschiedenis, die ons bekend is, gaat echter niet verder terug dan tot de eerste eeuw voor Christus, waarin de Basken zich verzetten tegen de Romeinse bezetting en hun grondgebied tegen de oprukkende romanisatie wisten te beschermen. Tussen de derde en de vijfde eeuw bekeerden ze zich echter tot het christendom, wat in Rome allang domineerde, waarna het ze in de zesde eeuw opnieuw lukte om een invasie te voorkomen, ditmaal van de Visigoten. In de periode die daarop volgde verspreidde het volk zich over de Pyreneeëngordel en Aquitanië, waarna het ook in de achtste eeuw nog kon verhinderen dat de Moren hun gebied binnendrongen. In 778 lieten de Basken nog eens van zich spreken door een expeditieleger van Karel de Grote tegen aanwezigheid van de Moren in Spanje in de achterhoede aan te vallen waardoor het zich bij Roncesvalles (Navarra) moest terugtrekken. Deze aanval duidt al op de eigenzinnigheid van het Baskische volk.

Onder de latere Franse en Spaanse koningen genoten de Basken vaak in grote mate een autonomie. Deze werd door de eeuwen heen echter steeds meer aangetast, totdat hun gebied geheel verdeeld werd tussen beide koninkrijken. Op dit moment zou het land volgens de meest radicale Basken uit zeven provincies moeten bestaan, waarvan vier in Spanje liggen en drie in Frankrijk. Één van de Spaanse provincies is Navarra, dat als graafschap in de Middeleeuwen een andere geschiedenis kent dan de rest en tegenwoordig als aparte regio binnen de Spaanse staat een eigen status heeft. Het voelt zich dan ook nauwelijks aangetrokken tot de 'Baskische zaak'.

'De Baskische zaak'

Een bewust Baskisch nationalisme vond haar oorsprong eigenlijk pas in de negentiende eeuw. Met de oprichting in 1895 van de 'Partido Nacionalista Vasco' (PNV) kreeg het een politieke factor. De partij werd gesticht door Sabino Arana (1865-1903), die ook termen als 'Euskadi', waarmee Baskenland aangeduid wordt, en 'Euskera' (de naam voor de Baskische taal) uitgevonden heeft. Ook ontwierp hij de zg. 'ikurriña', de vlag van Baskenland, die oorspronkelijk het vaandel was van de partij.

Arana was ook de eerste, die zou spreken van een land der Basken, dat volgens hem aan Spaanse zijde Vizcaya, Guipúzcoa, Araba en Spaans-Navarra moest behelzen en in Frankrijk bestond uit Soule, Labourd en Frans-Navarra. Nog altijd is de PNV de belangrijkste beweging binnen het Baskisch nationalisme. Tot in de jaren zestig was zij de enige grote Baskisch-nationalistische beweging.

Wat het meest opvalt aan de eerste opvattingen van de PNV is dat die vrij reactionair en religieus-politiek waren. Ook waren ze niet geheel vrij van racisme. Arana verkondigde bijvoorbeeld dat de Spanjaarden minderwaardig waren aan de Basken, iets wat volgens hem met hun diepe geloof en geheel eigen taal te maken had. Dit type Baskisch nationalisme vond in de jaren dertig van de negentiende eeuw onder de traditionele en streng gelovige plattelandsbevolking veel weerklank. We moeten daarbij niet vergeten dat Baskenland tussen 1860 en 1920 een moordende modernisering meemaakte, waarbij de bevolking snel groeide, niet in de laatste plaats door de toevloed van mensen uit andere delen van Spanje, die werk zochten in de fabrieken en de ijzerertsmijnen. Toch kreeg het Baskisch nationalisme, vooral onder de dictatuur van Primo de Rivera (1923-1930) weinig echte armslag.

Het Baskisch nationalisme tijdens de Tweede Republiek
Met de komst van de Tweede Republiek in 1931 veranderde dit. De nieuwe president Aguirre stond minder afwijzend tegenover autonomie van zowel Catalonië als Baskenland. Nationalistische denkbeelden begonnen nu onder de Basken meer en meer aanhang te vinden. Maar de PNV werd verdeeld tussen een gematigde en radicale tak. De eerste was traditioneel en unionistisch, de ander antiklerikaal en links. Uiteindelijk kreeg Baskenland op 1 oktober 1936 autonomie, zonder dat overigens Navarra daar deel van uit zou maken. Op dat moment was de Spaanse burgeroorlog al twee maanden lang aan de gang en was Guipúzcoa reeds door de rebellen veroverd.

De Spaanse burgeroorlog en het bewind van Franco
De PNV was de enige katholieke groepering die zich achter de Tweede Republiek opstelde, alhoewel zij het liefst helemaal geen partij had gekozen. De partij was niet geïnteresseerd in Spanje en diens Republiek maar in Baskenland en de onafhankelijkheid van Spanje. Maar het was duidelijk dat hun gezamenlijk doel op dat moment de strijd tegen Franco was.

Na de Duitse bombardementen op Guernica in april 1937 (zie de interpretatie van Pablo Picasso van deze gebeurtenis) en de val van Bilbao in juni van hetzelfde jaar kwam heel het Baskisch grondgebied echter in handen van de rebellen. De nieuwe franquistische machthebbers waren er echter al snel op uit om de hele Baskische cultuur in Baskenland met wortels en al uit te roeien. Iedere uiting van een Baskische identiteit werd verboden. En ook de autonomie van Baskenland was niet meer.

De oprichting van ETA
Nu Baskenland geheel in handen van de vijand was gevallen week de PNV-regering eerst uit naar het nog vrije deel van Spanje en vervolgens in 1939 naar Parijs. Deze regering in ballingschap kon echter maar weinig voor de Basken in Baskenland doen. Onvrede hierover, de sterke onderdrukking van het Franco regime en de collaboratie van veel andere Basken kwam tot uiting in de oprichting van 'Euskadi Ta Askatasuna' (ETA). Opvallend is dat dit op 31 juli 1959 gebeurde, dezelfde dag waarop de PNV werd opgericht, maar dan 64 jaar eerder. Aanvankelijk zou ETA nog geen gebruik maken van geweld. In 1961 was er slechts een mislukte poging om een trein te doen ontsporen, waarna er tot eind jaren zestig niet al te veel zou gebeuren.

In het harde klimaat van de laatste jaren van het Franco regime zag de radicale tak van ETA in met geweld terugslaan de enige echte oplossing. In 1968 viel de eerste dode aan de hand van ETA: Meliton Manzanas, hoofd van de geheime politie in San Sebastian. Bekend is vooral de moordaanslag in Madrid op 20 december 1973 op Admiraal Luis Carrero Blanco, de aangewezen opvolger van Franco, als vergelding voor de executie van Baskische separatisten.

Na de dood van Franco
Na de dood van Franco kwamen er in 1977 voor het eerst in decennia weer vrije verkiezingen. In december 1978 werd een nieuwe grondwet aan het Spaanse volk voorgelegd, die met een overgrote meerderheid in een referendum werd aangenomen. In deze nieuwe grondwet werd de eenheid van de Spaanse natie geaccentueerd, alsook 'het recht op autonomie van nationaliteiten en regio's die samen Spanje vormen en onderling solidair dienen te zijn'. Ook Baskenland zou zo een eigen regering krijgen met ruimere bevoegdheden dan ooit enig regionaal bestuur in Baskenland had bezeten. In 1982 werd begonnen met de instelling van het autonomiestatuut. De autonome regio Baskenland heeft tegenwoordig een eigen regering en parlement en een autonomiestatuut, die in de rest van Europa onkgekend is.

Desondanks werden de onrust in Baskenland en de gewelddadige activiteiten van ETA na de dood van Franco en de komst van de democratie in Spanje er niet minder om. Tijdens het eerder genoemde referendum onthield 53% van de Baskische stemgerechtigden zich van stemming, bij de nieuwe grondwet was dat 55% en bij de aanvaarding van het autonomiestatuut zelfs nog ruim 40%, een marge voor ETA om voort te kunnen blijven bestaan en d.m.v aanslagen aanspraak te blijven maken op een geheel eigen Baskische staat. Pikant detail is dat Navarra in een referendum liet blijken geen deel uit te willen maken van Baskenland. Daarom vormt het heden een eigen autonome regio, met een eigen regering met een zg. 'lehendakari' (president).

De strijd van ETA in het nieuwe Spanje
Na de dood van Franco heeft de Baskische bevrijdinbgsbeweging ETA zich dus niet genoopt gevoeld om terug te trekken. Sterker nog: de tachtiger jaren, de eerste jaren van de nieuwe Spaanse democratie, waren de meest bloedige jaren van haar bestaan, met maar liefst180 slachtoffers. De doelstelling van ETA werd het oprichten van een socialistische Baskische staat inclusief Navarra en Frans Baskenland, maar in de loop van de jaren tachtig moest dat veranderen toen dat praktisch moeilijk realiseerbaar bleek te zijn. In het 'Democratisch Alternatief', een manifest van ETA uit 1995, maakte de organisatie bekend een meer pragmatische koers te willen varen. Zo kondigde de ETA aan de gewapende strijd te willen staken als de Spaanse regering de soevereiniteit en het zelfbeschikkingsrecht van de Basken zou erkennen. ETA stelde ook voor om een referendum te houden over de vraag of Baskenland een deel van Spanje moest blijven of niet.

Na de aanslagen op 11 maart 2004 in Madrid, waarbij 191 mensen werden verdood en ongeveer 1400 verwond, werd ETA door de toenmalige Spaanse regering van José María Aznar aangewezen als de dader, hoewel al vanaf het begin duidelijk was dat de verantwoordelijkheid bij het islamitische terrorisme lag (ETA had nog niet eerder massale aanslagen gepleegd en bijna altijd van te voren gewaarschuwd om veel slachtoffers te voorkomen). Dat de regering zo gebrand was op dat de Spanjaarden gelofden dat de aanslagen door ETA waren uitevoerd had vooral te maken met de impopulaire Spaanse inbreng in de Oorlog van Irak. Volgens onderzoeken was maar liefst 99% van de Spaanse bevolking daartegen. De regeringspartij, de conservatieve 'Partido Popular' (PP) was bang de verkiezingen, die enkele dagen later gehouden zouden worden te verliezen, iets wat na het uitkomen van deze leugens dan ook geheid gebeurde. Het was het begin van de ambtstermijn van de sociaaldemocratische José Luis Rodríguez Zapatero.

Op 22 maart 2006 kondigde de ETA een wapenstilstand aan, naar eigen zeggen om een nieuw democratisch proces in Baskenland op gang te brengen. Op 30 december 2006 werd dit echter verbroken met een aanslag in de parkeerruimte van nieuwe terminal (T4) van de luchthaven Barajas van Madrid. Daarbij kwamen twee Ecuadoranen om en was erg veel materiële schade.

Ondertussen werd ETA de laatste jaren steeds meer in het nauw gebracht. Al enkele keren was de gehele top van de organisatie gearresteerd en zijn bepaalde cellen, die nog niet de kans hadden gekregen om operatief te worden, getraceerd en geëlimineerd. Ook de politieke arm van ETA, Herri Batasuna, werd illegaal verklaard en haar leiders liepen het risico van een jarenlange gevangenstraf wegens deelname aan een terroristische beweging. De Spaanse regering beweerde dat de militaire tak van ETA inmiddels zodanig verzwakt was dat het slechts een kwestie van tijd zou zijn dat ze zouden aankondigen om de wapens neer te leggen. Op 10 Januari 2011 maakte ETA bekend een 'permanent staakt-het-vuren' af te kondigen, echter zonder definitief de wapens neer te leggen. Ook vele ETA gedetineerden waren steeds meer bereid om afstand te doen van het geweld van ETA en politiek aan ETA verwante groeperingen vermeerderden de druk op een vredelievende oplossing, wat de organisatie eigenlijk nog meer isoleerde.

Update: Gisteren, 20-10-2011, heeft de Baskische afscheidingsbeweging ETA aangekondigd 'definitief afstand te doen van de wapenen'. Overal in politiek Spanje wordt dit gevierd, vooral door president Zapatero en zijn opvolger Rubalcaba, die dit als een persoonlijke triomf kan zien aangezien hij niet lang geleden nog Minister van Binnenlandse Zaken was. Als dat echt ernst is dan kijken ook de Basken hoopvol naar de toekomst. De nieuwe politieke arm van ETA, Bildu, heeft zich tijdens de vorige verkiezingen (mei 2011) al in de institutionele sfeer van Baskenland binnen kunnen werken.