Eind achtste eeuw kregen germaanse volkeren in Scandinavië steeds meer last van tekorten aan land en voedsel. Dit had deels te maken met bevolkingsgroei en anderszijds met een traditie, waarbij de oudste zoon binnen een gezin alle bezit van zijn ouders erfde en de jongere kinderen gedwongen werden hun heil elders te zoeken. Dat deden ze aanvankelijk door rooftochten te maken naar het oosten van Europa, waar het Byzantijnse rijk lag. Maar al gauw zou ook West-Europa en uiteindelijk ook het toen nog overwegend Moorse Spanje een doel worden.
De eerste aanval van deze Vikingen* vond plaats in 793 op een klooster op het Engelse eiland Lindisfarne, in het Middeleeuwse koninkrijk Northumbria. Vervolgens werden ook delen van andere rijken, waaronder dat van Karel de Grote, aangevallen en geplunderd. In 840 zou ook Spanje voor het eerst aan de beurt zijn.
Dat begon aanvankelijk in het christelijke noorden, vanwaaruit het schiereiland getracht werd terug te veroveren. Een dorp aan de voet van de >>´Torre de Hercules', aan de kust van Galicië, werd toen ingenomen en geplunderd door 'almajuces' of 'almonides' -zoals Vikingen al gauw in die streken werden genoemd. Koning Ramiro I van Asturië (790-850) zag zich gedwongen om met een leger te hulp te schieten om een deel van de buit terug te veroveren. Meer dan 60 vikingschepen zouden daarbij in brand worden gestoken en tot zinken worden gebracht.
Eerste aanval op Sevilla
Vier jaar later was de eerste echt grootscheepse aanval, waarbij meer dan 80 Vikingschepen met 4000 man aan boord eerst Gijón bereikten, daarna Lissabon aandeden en vervolgens Cádiz innamen. Niet lang daarna werden meerdere dorpen langs de Guadalquivir leeggeroofd en uitgemoord, en uiteindelijk Isbilya, het huidige Sevilla, gedurende zeven dagen belegerd. Uiteindelijk moesten de aanvallers op het nabij Cádiz gelegen eiland Qabpil -tegenwoordig Isla Menor- op hulptroepen wachten, maar werden ze voordat die konden arriveren door een leger van het te hulp schietende kalifaat van Córdoba aangevallen. Daarbij waren de Vikingen, die geen paarden tot hun beschikking hadden, dankzij de Moorse cavalerie duidelijk in de minderheid. Duizenden zouden om het leven komen -velen na gevangen te zijn genomen en levend te zijn begraven met alleen het hoofd boven de grond.
Om meer aanvallen te voorkomen trachtte de emir van Córdoba, Abderramán II (792-852), in de daaropvolgende jaren diplomatieke betrekkingen aan te knopen en bondgenootschappen te sluiten met de Vikingen. Volgens historici werd daarna alleen Galicië nog enkele malen aangevallen, wat koning Alfonso III el Magno (852-910) ertoe noodzaakte om forten langs de kust te laten bouwen. In 858 voeren Vikingschepen de Ebro op, stootten op Zaragoza en Tudela, om daarna via zijrivieren Pamplona in het koninkrijk Navarra te bereiken en te plunderen.
De expeditie van Björn 'Järnsida'
Toch zouden de Vikingen in 859 met een vloot van 62 schepen terugkeren naar Sevilla, nu onder leiding van Björn Ragnarsson, bijgenaamd 'Järnsida' (IJzeren flank), en zijn broer Hastein**. Eerst vielen ze opnieuw Pamplona aan en ontvoerden daarbij de koning van Navarra, García I Iñíguez, voor wiens in vrijheidstelling volgens de Moorse geschiedschrijver Ibn Jaldún (1332-1406) de aanzienlijke prijs van 70.000 gouden dinaren zou zijn betaald -equivalent aan 300 miljoen euros.
Ook nu wisten de Vikingen de Guadalquivir op te varen, de -inmiddels versterkte- stad binnen te dringen en o.a. de moskee van Ibn Adabbas te vernietigen. Tijdens deze zelfde expeditie
werd ook Al Jazira of Jazirat al-Khadra -het tegenwoordige Algeciras- gedurende drie dagen belegerd, waarna werd overgestoken naar Noord-Afrika, de Balearen, en vervolgens enkele Italiaanse steden, waaronder Pisa en Luna, werden geplunderd. Bij terugkeer in 862 werden de 'al-mayyus' of 'mayús', zoals Vikingen door de Moren werden genoemd, echter opgewacht door de vloot van Mohammed I van Córdoba en verslagen. Slechts 20 van hun schepen zouden huiswaarts keren.
In de jaren, die daarop volgden, kwamen in 899 twee kloosters op de Cies eilanden en de stad van Santiago onder vuur te liggen door toedoen van Olaff, bijgenaamd 'El Gallego'. In 968 was het Gundræd, die met 100 schepen opnieuw de heilige stad aanviel. Drie jaar later won de bisschop Rudesindo een slag tegen de Vikingen, waarbij deze Gundræd sneuvelde.
Vestiging van Vikingen
In 1031 stichtten Vikingen kleine koninkrijken in Valencia, Almería, Denia en de Balearen. Tegen die tijd waren hun aanvallen schaarser geworden omdat velen al overgegaan waren tot het christendom. Ook in Galicië hadden de Vikingen lange tijd nederzettingen. In O Vicedo (provincie Lugo) zijn ons daarvan resten overgebleven.
*Het woord 'vikingr' of 'viking' zou volgens wetenschappers afkomstig kunnen zijn van het woord 'víc' dat iemand die op zee vecht, rover of handelaar betekent. In het oud-Engels komt het voor in de uitdrukking 'to go viking' wat 'gaan plunderen' betekende.
** Zonen van de Ragnar Lodbrok, een legendarische Vikingkoning waarvan het bestaan niet zeker is en die faam zou hebben gekregen nadat hij in 845 het als onneembaar geachte Parijs had weten binnen te vallen en te plunderen. Rond zijn figuur werd de televisieserie 'Vikings' gemaakt.